MySQL error /home/jacob/domains/loggy.nl/public_html/logs/layout.php on line 83
insert into online values
(
'',
   '',
   '1711637118',
   '3.237.46.120',
   'vixen-/'
)


Incorrect integer value: '' for column `jacob_weblog`.`online`.`userid` at row 1
URL: /
IP: 3.237.46.120
UserAgent: claudebot

Post:
Array
(
)


GET:
Array
(
    [gebruikersnaam] => vixen
)


Sorry, there was an error, we are notified of the issue and will be resolved as soon as possible
Vixen - Home
Hoe werkt het? Klik hier
Begin pagina
loggy.nl Home
Weblog maken
RSS Feed

Abonneren!

Oneliner van de maand:

Ik heb veel respect voor viaducten, ze zijn goed onderbouwd en gaan altijd ergens over.


Harry Potter fanfic 003


Dreuzels.com one shot wedstrijd
Waarschuwing: Spoiler

Deel 3 van 3

Hier stonden ze dan, zij aan zij. Na 8 lange jaren was het moment dan eindelijk aangebroken. Ze hadden hun laatste jaar op Zweinstein met succes volbracht. Hermelien had, zoals iedereen wel had verwacht, haar Proeve van Uitzonderlijke Intelligentie en Superieure Toverkunst (oftewel P.U.I.S.T.) als beste doorstaan.
En hier stonden ze dan, alle leerlingen van hun jaar opgesteld in wanordelijke rijen tussen de twee middelste tafels. Hermelien was zenuwachtig. Ze was altijd zenuwachtig met dit soort dingen. Ook al had ze de brief thuis gekregen met allemaal Uitmuntenden en één Boven Verwachting (voor V.T.Z.K.), ook al had ze van tevoren van professor Anderling een knuffel en een cadeau gekregen omdat ze de beste resultaten van haar generatie had (een boek over de Transfiguratie van mensen en dieren onder magische beproevende omstandigheden) ze was nog steeds zenuwachtig. Stel dat ze de testresultaten nog een keer hadden nagekeken en ze waren tot de conclusie gekomen dat er iets verkeerd was?
Toen ze naar Ron en Harry opkeek zag ze dat ze haar al een tijdje hadden staan aankijken.
“Je gaat me toch niet zeggen dat je nu nog staat te zenuwpezen hè?” Ron slaakte een diepe zucht. “Ze is gewoon echt niet helemaal honderd procent daarboven hoor.”
“Jij moet niet zeuren Ron, zonder haar had je hier helemaal niet gestaan.” Harry keek met een schuine blik naar Hermelien, maar zij was alweer nerveus naar professor Anderling aan het kijken.

Professor Anderling en professor Sneep stonden naast elkaar op de kleine verhoging waar ook de lerarentafel stond. Hij zou het nooit hebben toegegeven maar hij was blij dat hij vandaag naast haar mocht staan. Hij had als vervangend Schoolhoofd een taak te vervullen in het uitreiken van de diploma’s.  Zou hij hier in zijn eentje hebben moeten staan zou hij waarschijnlijk meteen teruggevlucht zijn naar zijn kerkers.
Acht jaar lang had hij gedroomd van dit moment. Het moment dat deze leerlingen uit zouden vliegen en hij ze nooit meer zou hoeven te zien. Maar nu het moment werkelijk aangebroken was moest hij toegeven dat hij zich behoorlijk beroofd voelde. Het gevoel dat er iets verloren zou gaan als deze jonge heksen en tovenaars naar huis zouden gaan om nooit meer terug te keren. Hij keek de rij langs.

"Wemel, nee, hem zou hij niet missen. Blaaskaak. Zijn broers Fred en George miste hij. Zij hadden tenminste een scherpe humor en intelligentie die grensde aan zijn Zwadderich-niveau. Maar Ron? Vervloekte Wemels. Ze hadden zoveel kinderen dat hij zich gedwongen voelde ze bij naam te noemen om ze uit elkaar te houden. Als het aan hem lag was deze vorm van intimiteit al zo een inbreuk op zijn privacy dat hij alleen daarom al een hekel aan het jong had.
‘Lubbermans, ja, Lubberman zou hij missen. Als kiespijn. Afgelopen week nog had hij met zijn stommiteiten bijna de school opgeblazen. Hij nam dan wel geen Toverdranken meer maar met zijn examen had hij een toverdrank moeten brouwen voor Kruidenkunde. Hij had kerstroos willen toevoegen in plaats van kerstster. Natuurlijk werd als argument aangedragen dat het feit dat HIJ toezicht had er de reden voor was.
‘Potter, Altijd weer Poter. Hij zou er nu eindelijk vanaf zijn’

Maar waar kwam dat toch dat vervelende gevoel van verlies vanaf. Hij keek de rij nog een langs.
‘Malfidus, nee hem zou hij niet hoeven te missen. Hoewel zijn vader in Azkaban zat zou hij de jonge Malfidus nog vaak genoeg zien. Als peetvader van de jongen was hij het verplicht.
Griffel, niet langer het wildharige kleine irritante meisje dat ze was in het eerste jaar. Ze was gegroeid, zowel lichamelijk als geestelijk. Haar intelligentie was een verademing geweest om in zijn gevorderde Toverdrankenklas te hebben. Ze was uitgegroeid tot een knappe, uitdagende jonge vrouw.
Pardon?

Sneep schudde zijn hoofd om het beeld kwijt te raken dat hij zojuist van haar had geschapen. Deze absurde ideeën hoorden niet thuis in zijn strak geordende gedachtewereld. Zijn gemis moest op andere redenen gestoeld zijn. Hij liep de rij leerlingen nog eens na. Korzel, Krab, Filister. Stuk voor stuk was hij ze liever kwijt dan rijk. Absurd.
Ergens ver weg in een donker hoekje van zijn geest hoorde hij een bekende stem:

“Ga en vind jouw geluk.”
Lilly’s stem.
Gelukkig werd hij gered door professor Anderling die begon met de toespraak die het einde van het jaar aanduidde.

Hermelien zag hoe professor Sneep de hele klas nog een laatste maal onder de loep nam. Ze kon niet zeggen waarom, maar ze zou hem missen. Ondanks het starre onmogelijke karakter van de man had hij haar dit jaar tot het uiterste van haar academische kunnen gedreven, en daar was ze hem dankbaar voor. De overige leraren deden natuurlijk allemaal hun best voor haar, maar ze behandelden haar alsof ze een delicaat porseleinen popje was. Professor Sneep had dit nooit gedaan. Hij was altijd een moeilijke leraar geweest, maar wel een leraar waarbij je gedwongen werd te leren. Gedwongen werd zelf na te denken. Maar ondanks deze harde buitenkant gaf hij wel degelijk om hen. Hij gaf wel degelijk om hun veiligheid. Dit bewees zich iedere keer weer dat hij hen gered had. Was het niet uit de klauwen van een weerwolf dan wel van een stel Dooddoeners.
Haar gedachten dwaalden af naar afgelopen zomer. Hij had haar gevonden toen ze omsingeld was door Dooddoeners. Ze had zich helemaal in haar eentje proberen te verdedigen, tevergeefs uiteraard. Uit het niets was hij opgedoken en had haar gered. Met gevaar voor eigen leven was hij tussen haar en haar drie aanvallers gesprongen. Tot op de dag van vandaag wist ze niet hoe hij wist dat ze hem nodig had. Waarschijnlijk zou ze het ook nooit weten.
Ze was behoorlijk ziek geweest na de aanval, ze had een wond aan haar pols die Jufrouw Pleister niet snel genoeg kon behandelen en dus was gaan ontsteken. Ze had 2 dagen met hoge koorts in bed gelegen. Van Jufrouw Pleister had ze later gehoord dat ze iedere nacht bezoek had gehad van ‘iemand’. Ze wilde niet zeggen van wie, maar Hermelien had zo haar eigen ideeën. Wat zij niet wist was dat ze tijdens een van haar koortsdromen de nacht erna wakker was gevonden en professor Sneep slapend naast haar bed had zien zitten.
Ze was ontroerd door zijn optreden. Eigenlijk wist ze niet goed wat ze ervan moest denken, maar ze ging hem missen. Ze zou van Zweinstein weggaan en hem nooit meer zien. Ineens had ze een droge mond en ze voelde tranen prikken in haar ooghoeken.
Wat was dit nou weer voor een onzin. Ze zou toch zeker professor Sneep, de meest gehate leraar van Zweinstein, niet zo gaan missen dat het haar tot tranen bracht?
Gelukkig werd ze van verdere gedachten bespaard toen professor Anderling aan haar toespraak begon.

Ze had uiteindelijk als laatste haar dipoma gekregen. Dat was te verwachten, ze wilden natuurlijk het beste nieuws tot het laatst bewaren. De zenuwen en de gemengde gevoelens van de avond speelden haar nu echter parten. Ze was moe en wilde even weg zijn van de jongens. Met een excuus had ze zich losgemaakt van de groep en was naar buiten de tuinen in gelopen. Nu stond ze vanuit een van de uitgebreide rozentuinen naar het kasteel te kijken. Ze zou hier waarschijnlijk nooit meer terugkomen. Niet zoals het nu was. Alles zou veranderen. Alles wás veranderd. Voldemort was dood. De meeste Dooddoeners waren opgepakt. Professor Sneeps loyaliteit was vastgesteld. Haar gedachten dwaalden weer af.
Achter haar leunde een zwarte gedaante tegen een van de muren aan. Hij had er al even gestaan maar hij wist niet goed hoe hij haar moest benaderen. De gebruikelijke rechtdoorzee aanpak scheen nu niet gepast, wellicht wel de efficiëntste.
“Juffrouw Griffel?”
Met een schok draaide ze zich om en het duurde een hele tijd voor haar ogen gewend waren aan het duister onder de bogen. “Wie is daar?” vroeg ze, maar ze had zijn stem al herkend.
Vanuit de schaduw kwam professor Sneep tevoorschijn. “Juffrouw Griffel, ik wil je een voorstel doen.” Zijn hart klopte in zijn keel en zijn benen voelden onwerkelijk los van de grond. Hij was gek dat hij dit ging doen. Waarom deed hij dit eigenlijk. Hij besloot door te gaan voor hij zich kon bedenken.
“Juffrouw Griffel, ik ben net als alle andere leraren onder de indruk van jouw buitengewone academische prestaties dit jaar. Ik heb mij altijd onthouden van een leerling, maar zelfs ik kan niet om jouw natuurlijke talent heen. Ik wil je graag een aanbod doen een leerlingschap Toverdranken te accepteren.” Zo, het hoge woord was eruit. Hij had haar gevraagd een leerlingschap bij hem te volgen. Een Grifoendor. Een derde van het gouden trio nog wel. Hij zou door zijn hele huis uitgelachen worden. Maar zelfs zijn huis zou moeten accepteren dat ze de beste student was die Zweinstein in de laatste 100 jaar gezien had.

Hermelien wist niet wat ze hoorde. Hier had ze haar excuus. Hij bood haar een uitermate goede reden om te kunnen blijven en niemand zou er ook maar iets vreemds van denken. Ineens werd het haar benauwd. In gedachten zag ze de envelop weer op haar ontbijttafel liggen van London’s Academie van de Magische Geneeskunde.
“Ik… Ik kan niet.” Ze had het aanbod van de Academie al geaccepteerd. Ze had al haar vrienden al verteld dat ze naar Londen medicijnen ging studeren. Haar ouders waren trots op haar dat ze uiteindelijk toch een medische studie ging volgen. Ze kon nu toch niet vertellen dat ze dit weigerde om een leerlingschap Toverdranken te gaan doen?
“Ik… Het spijt me.” Ze keek naar hem op en zag de teleurstelling in zijn ogen. Ze kon zich niet herinneren ooit enige emotie in zijn ogen gezien te hebben behalve verachting en woede. Maar nu zag ze het duidelijk. Ze zag emoties in zijn ogen die ze er nooit eerder had gezien, emoties die niet in haar beeld van hem paste. Waren haar eigen gevoelens haar parten aan het spelen? Zag ze dingen die er niet waren?
Ze draaide zich om en stormde de tuin uit.

Professor Sneep had geen Legilimentie nodig om te zien wat er zich in haar hoofd afspeelde. Haar gevoelens en gedachten stonden op haar gezicht geschreven. Hij had zich afgewezen gevoeld, voelde het gemis weer dubbel en dwars terugkomen. Aan haar gezicht te zien had zijn stramme masker dit keer gefaald. Hij vervloekte zichzelf voor zijn zwakte maar had geen tijd om zich eraan over te geven. Als hij haar wilde laten blijven zou hij haar nú achterna moeten.
Met grote passen rende hij achter haar aan. Hij bereikte haar net op het moment dat ze onder de bogengalerij door liep.
“Hermelien, wacht!”
Hij zag haar tred haperen en hij greep snel haar arm om te voorkomen dat ze alsnog verder liep. Hij wilde weten waarom niet. Hij wilde haar overtuigen waarom wél. Hij wilde dat ze bleef. Toen ze zich omdraaide en naar hem opkeek was hij verloren. Alle redenen die hij even daarvoor nog duidelijk in zijn gedachten geformuleerd waren vervlogen als stofpixies voor een Stuivenzandse stofspray. Hij keek in een paar grote bruine ogen en verloor alle vermogen om logisch na te denken.

Hij boog zich voorover en drukte zijn lippen op de hare.



09:58:36 14 November 2007 Permanente link Reacties (0)

Harry Potter fanfic 002


Dreuzels.com one shot wedstrijd
Waarschuwing: Spoiler

Deel 2 van 3


Ze liep naar huis na een middag in Zweinsveld.
Ze hadden hun zesde jaar nooit afgemaakt, hun zevende nooit begonnen. Niet alleen voor hun, maar ook voor alle andere studenten was het zevende jaar zonder succes afgesloten. Er was besloten het als een verloren jaar te zien en alle studenten de mogelijkheid te geven het jaar opnieuw te doen. Hermelien had hier dankbaar gebruik van gemaakt. Ron en Harry hadden wat meer overtuiging nodig, maar na de preek van Romeo Wolkenveldt en de uitdrukkelijke eis dat ze Zweinstein afmaakten voor ze aan schouwertraining konden beginnen had hun overtuigd.
Thuis, toch vreemd dat ze er zo over dacht. Na 6 jaren op Zweinstein gewoond te hebben zag ze het als haar thuis. Zeker nu. Haar ouders woonden nog steeds in Australië. Dooddoeners zwierven nog rond, zonder meester, zonder doel, maar even gevaarlijk als voorheen. Voornamelijk op zoek naar dreuzelfamilies van leden van de Orde. Haar ouders, de ouders van de beste vriendin van Potter, de ouders van de slimste dreuzelgeboren heks sinds tijden liepen een extra risico. Dus hadden ze besloten haar ouders in het ongewisse te laten tot de kust werkelijk veilig was.
Zonder ouders waren haar vrienden haar enige steunpunt. Ginny, Ron en Harry, maar ook Luna en Marcel en de overige leden van de Strijders van Perkamentus. Waarom liep ze dan nu alleen over het schemerige pad van Zweinsveld naar Zweinstein?
Zucht… Ron! Opgepropte pad, kleinzerige peuter. Ze dacht dat hij veranderd was in het afgelopen jaar. Niets was minder waar. Nu de oorlog gewonnen was meende hij dat alles weer terug kon gaan naar het oude. Dat iedereen hun eigen leven weer oppikte. En dat hij en Hermelien verder konden gaan waar ze gebleven waren.
Ze hadden samen in de Zweinskop gezeten. Sinds de hulp van Doolzomp hadden ze de bar tot hun stamkroeg uitgeroepen. Doolzomp scheen er niet erg in geïnteresseerd te zijn, de kroeg was even vuil en vettig als hij altijd was geweest. De extra klandizie scheen hem wel aan te staan. Gelukkig werd de kwaliteit van het boterbier er beter op. Sinds de consumptie ervan omhoog was gegaan werden er verse kratten aangeschaft, waarvan ze deze avond met z’n allen van hadden genoten. Ron had, aangemoedigd door de alcohol en de uitgelaten stemming een arm om haar heen geslagen. Ze waren nog steeds vrienden, en zo af en toe was het best prettig een sterke arm om je heen te voelen dus had ze het maar zo gelaten. Jammer genoeg scheen het niet genoeg te zijn voor Ron. Na een paar boterbiertjes te veel had hij besloten het er toch maar op te wagen en Hermelien vol op haar lippen gezoend. Vol afschuw, waar ze zich later schuldig over voelde, had ze weggetrokken en net op tijd haar hand kunnen stoppen voor ze zijn gezicht raakte. Ron, zijn zenuwen nog steeds op scherp door de nasleep van de oorlog ook al ontkende hij het stellig, had een scène geschopt. Paniek, boosheid en spijt dreven haar de kroeg uit. Ze wilde naar huis. Ze wilde naar haar bed. Ze wilde haar kussen een paar keer flink in elkaar slaan terwijl ze Ron zijn gezicht erin projecteerde. Maar eerst moest ze naar Zweinstein terug. Ze had besloten om te lopen. Verschijnselen was niet de meest prettige manier om te reizen had ze besloten en alleen nuttig op lange afstanden en in noodsituaties.

Diep in onaardige gedachten verzonken liep ze verder. Ze was zo ver weg met haar gedachten dat ze niet merkte dat 3 duistere figuren haar begonnen te volgen. Na er zeker van te zijn dat ze alleen was begonnen ze haar in te sluiten. Ze liepen op nog geen meter achter haar toen ze merkte dat er iets niet in orde was. Opgeschrikt draaide ze zich om en stond oog in oog met een Dooddoener.
“Een goede middag, lieve kleine Griffoendor.” Zijn stem klonk ruw, ergens had ze die stem eerder gehoord maar ze kon hem niet plaatsen. Hoeveel Dooddoeners had ze in het afgelopen jaar niet gehoord en gezien. ‘Dit is niet de tijd om hierover na te denken Hermelien, doe iets!’ dacht ze bij zichzelf. Langzaam bracht ze haar toverstaf omhoog. “Ik zou maar doorlopen als ik jullie was, ik word verwacht op Zweinstein, en mijn vrienden zullen niet veel later deze kant op komen. Ik denk dat jullie ze wel kennen? Ron en Ginny Wemel, Harry Potter.” Ze probeerde dapper te klinken en hoopte dat ze haar angst niet zagen. De twee Dooddoeners achteraan keken vluchtig om, maar toen ze niemand zagen naderen leken ze gerustgesteld. De eerste Doodoener, degene die haar aangesproken had, begon te lachen.
“Probeer ons niet gek te maken meisje. We weten dat je boos naar buiten bent gestormd. Ze komen je nog niet achterna hoor, nog lang niet. Het boterbier smaakt hun veel te goed, hahaha.”
Hermelien begon nu toch echt bang te worden. Niemand wist dat ze nu al op weg was naar Zweinstein. Niemand verwachtte haar daar pas terug tot het vallen van de avond, en dat was nog een paar uur weg. Dan zat er maar een ding op. ‘Aanval is de beste verdediging,’ dacht ze. “Expelliarmus!” riep ze, daarmee de eerste dooddoener ontwapenend.
Hier hadden ze zeker niet op gerekend! Ze herstelden echter snel van de schok en terwijl Hermelien een paniekerige “Petrificus Totalus!” naar de achterste dooddoeners vuurde, kwamen er al twee spreuken haar kant uit. Ze wist er een te ontwijken maar de tweede schampte haar linker arm terwijl ze in een geul naast de weg dook. Ze wist niet welke spreuken er geuit waren in al de verwarring, maar haar arm voelde aan alsof hij in brand stond! De eerste dooddoener had zijn staf gevonden en kwam dreigen op haar aflopen. Dit keer verknoeide hij zijn tijd niet maar uitte meteen een spreuk: “Detencio”.
Maar Hermelien had het aan zien komen en reageerde meteen met een welgeplaatste “Protego”. Ze schoot omhoog en rende terug naar de weg. Een van de achterste twee dooddoeners lag doodstil op de weg. Schijnbaar had haar spreuk hem toch geraakt. Maar waar was de ander? Ineens voelde ze twee sterke armen om haar middel sluiten, daarmee zeer effectief haar armen tegen haar lichaam klemmend. ‘Shit,’ dacht ze, ‘kalm blijven, in paniek raken helpt je nu niet’. Ze probeerde haar pols zo te draaien dat ze de dooddoener achter haar kon raken maar op datzelfde moment hoorde ze “Accio staf” en vloog haar toverstaf uit haar hand.
“Laat haar maar los, ze is hulpeloos nu.” Op dat commando voelde ze de armen verslappen. Ze probeerde moedig te kijken. Ze wist dat haar ogen de angst weerspiegelden die haar dreigde te overmannen. Maar het maakte haar alleen nog meer vastberaden om niet te laten zien hoe ze zicht voelde. De dooddoener stapte van haar weg richting zijn maat die nog steeds stil op de weg lag. Ze draaide haar blik terug naar de dooddoener die voor haar stond.
“Nog steeds die moedige Griffoendor trots in je ogen, modderbloedje. Wees maar niet bang. Die krijgen wij er wel uit.” Met een grijns op zijn gezicht richtte hij zijn staf op haar en schreeuwde: “Crucio!”
Pijn vlamde door haar lichaam terwijl de vloek zijn werk deed. Haar spieren verkrampten tot het punt waarop ze dacht dat haar botten zouden breken. De pijn was onbeschrijfelijk. Ondanks haar voornemen voelde ze een schreeuw vormen in haar borst. Ze wist niet maar waar ze was, wie ze was, ze was alleen bewust van de pijn, en de schreeuw ontstapte haar lichaam.

 Langzaam ebde de pijn weg. Langzaam registreerde ze ook weer geluiden en stemmen. Er was een gevecht gaande om haar heen. Die realisatie zorgde voor een adrenalinestoot groot genoeg om zich op te richten en om zich heen te kijken. Drie dooddoeners waren in gevecht met een vierde persoon. Ondanks dat hij met zijn rug naar haar toegekeerd stond en haar gezichtsvermogen een beetje wazig was herkende ze hem meteen, Professor Sneep! Hoe kwam hij hier? En hij verdedigde haar! Een vreemde gewaarwording maakte zich van haar meester. In de Slag om Zweinstein waren er meerdere momenten geweest dat mensen haar gered hadden van vloeken. Haar net op het laatste moment aan de kant getrokken hadden. Maar om haar zo vanuit het niets te hulp te schieten. Drie dooddoeners te bestrijden omwille van haar.
Met een schok zag ze dat hij achteruit gedreven werd. Zelfs hij was niet lang opgewassen tegen drie dooddoeners. Drie dooddoeners die alle haat en verachting die ze voelden toen ze hoorden dat Sneep hun meester verraden had, nu op hem afreageerden. Sneep bleef koelbloedig vloeken en spreuken terugsturen en zich verdedigen.
Een splitseconde draaide hij zich naar haar om en zag dat ze bij kennis was. Hij stuurde nog een laatste vloek richting de dooddoeners en rende haar richting uit.
“Houd me goed vast en doe geen domme dingen!” Hij greep haar bij haar arm en trok haar van de grond af, sloeg zijn armen beschermend om haar middel en met een draai en een luide “knal”waren ze weg.

 Ze dacht dat ze het verschijnselen na het afgelopen jaar wel gewend was, maar de schok van het gevecht en de pijn die nog steeds door haar heen golfde werden haar te veel. Op het moment dat ze de grond raakte weigerden haar benen dienst. Als professor Sneep haar niet vast had gehouden was ze zeker op de grond gezakt. Zonder verder commentaar bleef hij haar tegen zich aangedrukt houden tot ze weer op eigen benen kon staan. Ze haalde een paar keer diep adem en realiseerde zich dat de geur van toverdranken die om hem heen hing haar vreemdsoortig gerust stelde. Toverdranken en nog iets anders. Onwillekeurig leunde ze dichter tegen hem aan om die onherkenbare geur beter te kunnen onderscheppen.
Alsof hij zich aan haar brandde liet hij haar los. “Je hebt genoeg tijd gehad om te herstellen. Wij moeten gaan, voor ze erachter zijn waar we heen zijn verschijnseld”.
Voor het eerst sinds ze het gevecht ontvlucht waren keek ze om zich heen. Ze stonden op het Verschijnselpunt van Zweinstein. De poort was nog maar een kleine honderd meter van hun verwijderd. Sneep liep richting de poort, schijnbaar ongeïnteresseerd of ze volgde of niet. Ze moest een klein sprintje trekken om bij hem te komen. “Professor, ik…”
“Ik wil het niet horen. Van alle belachelijk stomme ding…”
Hij maakte zijn zin niet af, want achter hen hoorden ze 3 luide knallen van verschijnselende mensen.  In een vloeiende beweging draaiden beide zich om, toverstaf in de hand. Net op tijd om een stel vloeken te ontwijken die hun kant uit kwamen.
“Ren en waarschuw het schoolhoofd!” schreeuwde Sneep naar haar. Ze stond op het punt zich om te draaien toen ze zich realiseerde dat hij het in zijn eentje nooit op kon nemen tegen drie dooddoeners. Terwijl zijn spreuken zich op een razend tempo opvolgden zag ze dat een van de dooddoeners door zijn verdediging heen driegde te breken. Haar besluit genomen stuurde ze een verlammingsspreuk naar de dooddoener. Ze miste maar omdat hij haar spreuk moest ontwijken miste zijn vloek ook doel. Toen de dooddoeners in de gaten kregen dat het twee tegen drie was werden ze furieus. Ze richtten de meeste spreuken op haar in de hoop haar uit te kunnen schakelen. Hierbij hadden ze buiten Sneep gerekend. Hij hield hun te druk bezig met ontwijken dat ze geen tijd hadden om Hermelien te zwaar te belasten.
“Dom wicht,” sneerde Sneep, “vlucht.”
Ze had de tijd niet om te antwoorden, maar stuurde een vloek naar een van de dooddoeners die juist op dat moment kans zag Sneep te vervloeken. Op hetzelfde moment hoorde ze een van de andere dooddoeners roepen: “Crucio”. En de wereld verdween weer in een waas van pijn. Ze hoorde Sneep een paar spreuken mompelen en de pijn hield even snel op als hij gekomen was. Ze lag op de grond voor Sneep zijn voeten. Dit hielden ze niet langer zo vol. Ze moesten hulp hebben.
Ze keek omhoog, naar het ingespannen gezicht van haar leraar terwijl hij haar verdedigde. Terwijl de drie dooddoeners herstelde van een vloek of hun staf aan het zoeken waren stal Sneep een blik naar beneden. Grote bange bruine ogen keken hem aan.
Even voelde Hermelien zich helemaal vrij van het gevecht. Hij keek haar aan, zijn diepbruine ogen bijna zwart. Intens, wild. Terwijl ze zijn blik vasthield met de hare nam ze haar toverstok, “Expecto Patronus”. Een zilverachtige otter sprong uit haar staf en vluchtte richting kasteel. De orde was gewaarschuwd. Hulp zou komen.
Doodmoe zakte ze bij zijn voeten ineen.


09:55:35 14 November 2007 Permanente link Reacties (0)

Harry Potter fanfic 001


Dreuzels.com one shot wedstrijd
Waarschuwing: Spoiler

Deel 1 van 3

“Kijk me aan…”
Door een steeds dichter wordende mist werden twee ogen zichtbaar. Twee ogen zo onvoorstelbaar groen. Vragend, twijfelend, gevuld met tranen van verontwaardiging.
Ogen zoals hem zovele jaren geleden hadden aangekeken.
Hij zakte weg, zonder het te merken. Lilly…
De groene ogen werden duidelijker. Steeds feller, steeds sprekender tot ze zich in zijn ziel schenen te boren. Hij kon ze voelen tot in de kern van zijn wezen. En ze zagen alles. Wogen af. En oordeelden.
Langzaam werd de druk minder. Langzaam zwakten de ogen af. Langzaam, tot hij kenmerken begon te zien buiten die grote vragende ogen. Een crèmewitte huid. Gaaf. Zacht. Met een lichte bepoedering van sproeten. Wenkbrauwen in een sierlijke bekroning. Lilly…
Maar toen de vuurrode haardos in zicht kwam, en de verleidelijke zachtroze lippen realiseerde hij zich. Lilly was niet meer. Hij, was niet meer.
“Severus”, hoorde hij een zachte stem fluisteren. Een welkome bekende stem. Een stem waar hij s’nachts na lange jaren nog steeds van droomde.
“Luister naar me Severus”. Hij strekte een hand uit naar haar gezicht. Haar huid voelde net zo zacht als hij zich herinnerde. Hij moest een uitdrukking hebben gehad van puur verlangen, maar niets in haar reactie verried enige kwaadwillendheid toen ze zei: “Nee mijn vriend, zo hoort het niet te zijn.”
Nog steeds zijn ogen gericht op de hare begonnen de watten in zijn hoofd op te lossen. Zijn logische denkvermogen, getraind na zoveel jaren als dubbelspion begon te werken. ‘Dit is onmogelijk’. Met een gejaagde blik nam hij zijn omgeving op. Hij bevond zich in een park. Een speelveld omringt door bomen en struiken. Een schommelset en een klimtoestel stonden verlaten in de hoek. Het kwam hem vaag bekend voor. Was dit niet… Ja, dit was het parkje waar hij Lilly voor het eerst had aangesproken. Merlijn, hoelang was dat al niet geleden. De schommel waar ze op gezeten had, het klimtoestel waar hij Petunia in omhoog joeg. En toch, er klopte iets niet. Het was te stil, te sereen. Er was geen geluid te horen. Geen krekels in het dorre gras. Geen vogels in de bomen. Zelfs het drukke verkeer dat aan de andere kant van de struiken langs moest razen was niet te horen. Bij nader inzien, zelfs geen zuchtje wind bewoog door de bladeren.
Met een zekere terughoudendheid draaide hij zich terug naar de verschijning. Ze stond nog steeds naast hem en keek hem aan met een droefheid in haar ogen die hij niet kon plaatsen.
“Dit is niet ons park. Het lijkt erop maar je houdt mij niet voor de gek.” Met een plotselinge dreigende ondertoon voegde hij fluisterend toe: “Wie ben jij.”
“Ik dacht het zo makkelijker te maken voor jou Severus. Een ontmoeting op een plaats die je herkent.” Ze keek hem aan, zijn droefheid weerkaatst in de vochtige randen in haar ogen. “Ik ben nog altijd de Lilly waar jij zo van hebt gehouden Severus, waar je nog steeds van houdt.” Ze hield even in. Haar onderlip trilde licht, alsof ze zocht naar de woorden om hem het nieuws te brengen.”Je moet begrijpen dat wij niet bij elkaar horen, Severus. Wij zijn door het lot bij elkaar gebracht om een reden. Om een functie te vervullen. Die functie heb jij vandaag tot een einde gebracht.” Haar ogen zochten de zijne in een poging zijn emotie te peilen. Een eindeloze zwarte diepte, maar die blik had ze in haar leven vaak genoeg gezien om te weten hoe ermee om te gaan. Ze streek met een hand over zijn wang, en onwillekeurig draaide hij zijn gezicht in haar hand. “Ik ben je eeuwig dankbaar voor wat je hebt gedaan.”
Hij nam haar hand in de zijne en plantte liefdevol een zoen op haar palm.
“Ik heb alleen gedaan wat ik moest doen. Ik was de reden dat Hij jullie heeft kunnen vinden. Ik was degene die de profetie doorspeelde, het was allemaal mijn schuld. In al die jaren heb ik geprobeerd Harry te beschermen maar hij heeft de gruwelijke Grifoendor koppigheid van zijn vader geërfd…”. Ongewild vulden zijn ogen zich met tranen, terug denkend aan de machteloze woede van toen. Hij wende zijn gezicht af. Beschaamd om zijn reactie. “Severus, het heeft zo moeten zijn. Je hebt boete gedaan. Het is tijd dat je jouw eigen leven leeft. Een leven dat niet in het teken staat van schuldgevoelens.”
Verbaasd keek hij haar aan, zijn tranen vergeten. In haar ogen zag hij een waarheid die hij nooit voor mogelijk had gehouden. “Ik ben niet dood? Is dit niet de andere zijde?’
Alsof ze zijn gedachten kon lezen ging ze verder: “Jouw dood heeft geen functie, mijn liefste. Niet zoals de mijne had. Ik wil dat jij rust vind voor je hier weer terug komt. Ik wil dat je liefde vind, zoals ik bij James.”
Severus wendde zijn gezicht weer af, dit keer uit woede. “Ik hou van hem Severus, ik hoor bij hem. Ik wil dat jij de vrouw vindt die bij jou hoort. Ze is er, ik weet het.”
Severus bleef stug de andere kant opkijkend, zichzelf niet vertrouwend wat hij zou doen als hij Lilly in de ogen keek. “Severus, kijk me aan.”  Onwillekeurig draaide hij zich om, hij had nooit en direct verzoek van haar kunnen weigeren. “Je hoort hier niet. Ga en vind jouw geluk.”
Met deze woorden sloot ze Severus nog een maal in haar armen. Hij verborg zijn gezicht in haar vurige haar, rook nog een laatste keer haar geur. Vreemd, het rook nog altijd naar een zoete combinatie van perzik en amandel. “Jouw schuld is ingelost Severus, je bent vrij.”

Versgewassen lakens was het eerste waar hij zich bewust van werd, voor een gruwelijke pijn zich meester van hem maakte. Hij wilde het uitschreeuwen maar hij had er simpelweg de kracht niet voor. Iedere hartslag deed hem pijn, iedere ademtocht was een marteling. Hij deed een poging zijn ogen te openen maar het brandende licht dat op zijn netvlies stak deed hem ze snel weer sluiten.
Zo lag hij een hele tijd, bewust van iedere hartslag, iedere ademtocht. Het konden seconden zijn, uren, dagen, hij wist het niet. Hij was er zich vaag van bewust dat er om hem heen beweging was, maar hij kon het niet thuisbrengen.
Langzaam begonnen zijn zintuigen weer te functioneren. Begon zijn hoofd weer impulsen op te nemen.
Langzaam begonnen er ook weer gedachten te vormen. ‘Ik leef nog.’

‘O Merlijn ik leef nog, en Potter weet alles.’


 

 

 

 


09:52:58 14 November 2007 Permanente link Reacties (0)

Outlet NL female 140915 - 030216 468x60


Made with Loggy Generator